Hoe zeg je in het Hebreeuws? Grootouders; Grootvader; Grootmoeder; Kleinzoon; Kleindochter; Kleinkinderen; Kleinkind; Tante; Oom; Nicht; Neef; Neef; Nicht; Schoonvader; Schoonmoeder; Zwager; Schoonzus; Familielid;

Uitgebreide familieleden :: Hebreeuws woordenlijst

Op jezelf Hebreeuws leren