Hoe zeg je in het Sloveens? Verkoper; Verkoopster; Ober; Serveerster; Piloot; Stewardess; Kok; Chef; Boer; Verpleegster; Politieagent; Brandweerman; Advocaat; Leraar; Loodgieter; Kapper; Kantoormedewerker;

Beroepen :: Sloveense woordenlijst

Op jezelf Sloveens leren